dinsdag, mei 31, 2005

Pas gelezen: Kuvuande Mbote van Bruno De Meulder

Congo en stadsplanning, twee voorname interesses van mij, in één boek. Het is trouwens al het tweede dergelijke werk van De Meulder dat ik lees, na De kampen van Kongo.

Kuvuande Mbote - wat in het Swahili betekent: aangenaam verblijf - begint de auteur met het mislukte koloniale avontuur van ons Belgen in Guatemala, in het begin van de 19e eeuw, iets waar ik niets van wist. Ooit maak ik nog eens een boek met als titel: De omissies in de geschiedenislessen. Wat ze ons allemaal niet vertellen! Papier is gewillig, zegt men, maar veel erger is wat er niet opgesteld wordt.

De planning van de ruimte in Congo begon met Adolphe Burggraeve, de Gentse arts die een utilitaristische urbanist was. Ganse systemen heeft hij uitgedacht voor Congo. De bereikbaarheid was een probleem vond hij, en hij had meteen een oplossing. De Sahara ligt onder de zeespiegel dus was ooit een zee geweest. Het komt er op aan ingenieurs die weer onder water te laten zetten om zo het zwarte binnenland te bereiken.

De Meulder schetst hoe de koloniale nederzetting Leopoldsburg door een treinspoor in verbinding kwam te staan met de 20 km verderopgelegen handelsstad Kinshasa. Langs het treinspoor ontwikkelde zich een industrielint (vergelijk het met dat tussen Brussel en Vilvoorde), dat je nu nog altijd kan zien aldaar.

De blanken wilden in Kinshasa veel groen in de stad: "Comparez Dakar, qui a l'air d'une sous-préfecture rôtie par le soleil avec ses rues sans ombre, et Conakry aux larges avenues." Om veel groen te hebben, kwamen grote percelen met relatief kleine huizen. De stad werd zeer ruim bemeten. De kolonialen pochten er graag met hun auto, de steden deden wat dat betreft Amerikaans aan.

Uit strategische overwegingen werd gekozen om Lubumbashi te ontwikkelen: men wilde de Engelse invloed in het zuiden stopzetten. Een grote stad moest zo dicht mogelijk bij de Rhodesische grens komen.

En wat is er met al die stedenbouw gebeurd sinds wij Belgen uit Congo weg zijn? Dat kan je lezen in het pas verschenen Kinshasa. Tales of the invisible city van Filip De Boeck en fotografe Marie-Françoise Plissart:

"Mensen vinden de stad uit op plaatsen waar ze elkaar ontmoeten, op de hoek van de grote ringweg en de toegang tot Mont Ngafula, bijvoorbeeld. Hier werd gedurende enkele jaren gebouwd aan een nieuw FINA benzinestation, dat in 2002 eindelijk zijn deuren opende. Een paar maanden later plaatste de eigenaar een grote straatlamp op het terrein. Aangezien het benzinestation zijn eigen generator gebruikt, en dus niet afhankelijk is van de stad voor zijn elektriciteitstoevoer, bleef de lamp branden. In geen tijd baarde de lamp talloze bars, een cybercafé en een telefoonwinkel, terwijl bussen en taxi's de plek begonnen te gebruiken als hun eindstation, waardoor nog meer mensen naar de bars kwamen."

"De stad wordt teruggebracht tot haar meest fundamentele functie: beschutting. Het zijn woorden en debatten, de relaties en de dynamieken van haar bewoners die Kinshasa tot een stad maken."

Een heel romantisch beeld, dat van antropoloog De Boeck. De dievenbendes snel even onder het tapijt geveegd. Wel leuke expositie van de man in het PSK.

zondag, mei 15, 2005

Pas gelezen: De koude revolutie van Michel Houellebecq

Dit boek bevat essays van en interviews met Houellebecq (spreek uit: wuilebek). Naar aloude gewoonte bespreek ik niet maar geef citaten:

Jongeren worden geacht tolerant, liberaal, optimistisch, mondialistisch, hip enzovoort te zijn. Voor het overgrote deel zal dat ook wel kloppen: na 50 jaar afstomping is dat wel het minste.

Persoonlijk heb ik feministes altijd als sympathieke, in principe onschadelijke tuttekoppen beschouwd, die helaas gevaarlijk zijn door hun ontwapenende gebrek aan scherpszinnigheid.

Ik heb zelf nooit tot een clan behoord en voel diepe minachting voor mensen die zich wel in zo'n groepsstructuur laten opsluiten. ... De grote bezingers van de negritude zouden zich toch wat ongemakkelijk hebben gevoeld bij het black cultuurtje. En ik durf me haast niet voorstellen hoe Proust het zou hebben gevonden om tot de gay writers te worden gerekend.

Het eerste voordeel als je van eenvoudige komaf bent, is dat je geen enkel respect hebt voor het volk; het tweede, dat je dat ook niet hebt voor links.

Literatuur dient nergens toe. Als ze ergens toe diende, had het linkse gespuis dat het intellectuele debat de hele twintigste eeuw lang heeft gemonopoliseerd niet eens kunnen bestaan. Het was een waardeloze eeuw, en bovendien vreselijk hoogdravend. Een eeuw die graag volkomen serieus de idiootste vragen stelde, in de trant van: "kan er na Auschwitz nog poëzie worden geschreven?"

Eigenlijk heb ik schijt aan de politiek; ik heb absoluut geen behoefte om week in, week uit de laaghartige dan wel stompzinnige manoeuvres van mijn leiders in de gaten te houden.

Ik denk dat het zinloos is om stil te staan bij Jacques Chirac: het is volkomen duidelijk dat die imbeciel bereid is wat dan ook te zeggen of te doen om aan de macht te blijven - het is niets anders dan een ergere, dommere versie van Mitterand. Op Chirac stemmen is niet eens stemmen; dan kun je net zo goed gaan pissen in het stemhokje.

Bij presidentsverkiezingen gaat het ook min of meer om het kiezen van een stamhoofd. Ik heb in dat geval de neiging om iemand te kiezen die niet uitzonderlijk corrupt is en op ideologisch vlak niet volkomen krankzinnig; iemand in wie ik een minimaal vertrouwen kan hebben - voor vijf jaar, laten we niet overdrijven.

donderdag, mei 12, 2005

Pas gelezen: The Copywriter's Handbook van Robert Bly

De eerste zin van het boek zegt meteen waarop het staat:

"A copywriter is a salesperson behind a typewriter."

Voor de auteur draait het allemaal om sales. Hij gelooft niet in kunstige reclamefilmpjes of hippe muziek. Mensen die hun artistieke ambities kwijt willen in via copywriting zijn verkeerd bezig, volgens hem. Ik geloof hem graag, wat direct mailings betreft.

woensdag, mei 04, 2005

Pas gelezen: Halverwege van Frank Conroy

Best goed maar ik kan er eigenlijk weinig over zeggen. Tja.

maandag, mei 02, 2005

Armenia 3

Al terug uit Armenie. Wat een mooie herinneringen!

Het Armeense ministerie van Buitenlandse Zaken nodigde me uit (ik word daar te lande meer naar waarde geacht) in het operagebouw om een uitvoering van het werk van hun nationale toondichter Komitas bij te wonen. Een negentigkoppig koor zong die muziek en het duurde niet lang of ik was volledig in vervoering. Zo is het genoeg geweest, moet de dirigent gedacht hebben, ik gooi er een Hallelujah van Händel tegenaan. Dat is het lelijkste stuk klassieke muziek dat er bestaat, meende ik toen ik het hoorde. Ik zag al snel mijn fout in want daarna zong het koor een stuk uit een requiem van Verdi. Die operette-Italiaan had zich daar beter niet op gezet.

Of die keer dat ik met Jelle, een Nederlandse correspondent uit Moskou, streekgerechten ging eten bij een familie uit Nagorno-Karabach. Heerlijke dingen waren dat. Ze boden ons ook wijn van granaatappels en lokale vodka. Wie de Karabachezen kent, mag het niet verbazen dat dat straf spul is, ik ben nog aan het bekomen ervan. Die man zei dat ze in zijn regio zeggen dat je vijftig moet zijn om daarvan te drinken, ik heb nog veel te leren de volgende eenentwintig jaar. De Nagorno's hadden nog drie mooie dochters voor ons in de aanbieding, maar daar zijn we niet op ingegaan. Een andere keer hebben Jelle en ik een Roemeense haar vet gegeven over Transsylvania. Hihi.

De innemende Nederlandse First Lady van Georgie serveerde koffie in Tbilisi. En ik ben er naar een oud badhuis geweest.

Nog enkele anekdotes uit de luchthaven van Moskou. De vluchten van Aeroflot zijn zo slecht op elkaar afgestemd dat velen er uren moeten wachten. De reizigers wisselen er sandwiches, sigaretten, water. Ik leerde er een Noorse kennen die helemaal into India was, u kent het type. Ze heeft er al de dansjes die ze geleerd heeft opgevoerd. Takataa Takatii; heel amusant. Een Japanner zat er al vier dagen. Hij moest zo lang wachten op zijn vlucht naar Damascus dat hij begonnen was met drinken en in slaap gevallen was waardoor het vliegtuig zonder hem vertrokken was. De volgende vlucht was vier dagen later. Ik begreep niet hoe hij het daar zo lang kon uithouden, maar hij verwees naar een Palestijnse vluchteling die er al twee jaar en een half rond hangt.