dinsdag, november 02, 2004

De Passanten

INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

LUUK
(zit tegen het licht en praat traag en met diepe stem)
Er zijn momenten dat je leeft. Dat je voelt, er stroomt bloed door mijn aderen, en er zit vaart in. Je hart klopt. De lucht ruikt fris, en je wil lopen en zingen, en roepen en drinken, je kan alles tegelijk. En dan valt alles in duigen. Plots. Ineens.


INT. MODERN LANDSCHAPSKANTOOR. DAG.

KIRSTEN
(staat op van haar bureau en richt zich tot Karel die wat verderop zit)
Goed. Ik ben er eens mee weg.
Als je er niet door geraakt, dan vraag je of Nadia bijspringt.
En licht mij in als er problemen zijn.

Kirsten passeert langs het bureau van Nadia.

NADIA
Weet je nog die man van die sportwinkels die een oplossing wou voor zijn verkopers? Morgen ga ik er langs. Misschien moet je mijn slides nog eens bekijken?

KIRSTEN
Kan dat straks?
(kijkt op haar uurwerk)
Ik moest eigenlijk al weg zijn maar ik ben om 4 uur terug.
Ben je er dan nog?

NADIA
Ja, nog even, tot 5 uur 30.

KIRSTEN
Dan zien we mekaar nog.


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

LUUK
Natuurlijk zijn er regels. Maar wie kent die. Ja, de regels, die ken je. Waar je mag schijten en waar je dat niet mag doen. Je mag niet wildplassen. Iedereen doet het maar het mag niet.
Waar was ik gebleven? Ja, bij de regels, je kent de regels maar niet allemaal. Er zijn regels die je niet kent. Regels als wat je moet doen met je vrije tijd. Dat weet je niet. Dat weet niemand. En da’s erg. Niemand weet dat.


INT. KLEIN BUREAU MET KALE MUREN. DAG.

Het bureau ligt vol. Open boeken en gesloten. Gekopieerde tijdschriftartikelen. Verschillende bundels geprint. Koen zit nerveus te lezen in een gekopieerd tijdschriftartikel en tikt met zijn potlood tegen zijn vingers. Hij gaat zoeken tussen de boeken en papieren, vindt niet wat hij nodig heeft en neemt het tijdschriftartikel weer ter hand. Hij zucht verschillende keren en gooit het tijdschriftartikel voor zich uit.


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

KOEN
’t Was mooi weer. En het was beter dat ik naar buiten ging. Ik kreeg niets meer in mijn hoofd, en ik kreeg er ook niets meer uit. De formules dansten voor mijn ogen. Als ik niets deed, zou het de volgende dag weer van dat zijn. De dag ervoor was het ook langs geen kanten vooruit gegaan.
(houdt even in)
Weet je, ik werk hard. Ik zit elke morgen vroeg op mijn bureau en ik blijf er tot minstens 6 uur. En ik ga geen koffietjes drinken ’s middags na het eten, tot 3 uur zoals sommige van mijn collega’s. Nee, na het middagmaal keer ik terug naar mijn bureau, en ik doe voort. Die middag ging het niet. En de zon scheen. Weet je, het was echt beter als ik eens naar buiten ging. Blijven had geen zin.


EXT. ONVERHARDE WEGEN/PLATTELAND. ZONNIGE DAG.

Koen wandelt langs grintpaden, zijn schoenen kleuren bleek van het stof. Hij ziet er nog altijd bezorgd uit. Hij stopt af en toe om rond te kijken, om te genieten van het landschap. Hij wandelt verder en komt op een kleine landelijke straat terecht. Hij loopt links van de weg en verder, aan de andere kant van de straat ziet hij een man in de berm liggen. Zonder bovenkleren en zwaar toegetakeld.


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

KOEN
Weet je wat hij me vroeg? Kan je me bijstaan, dat vroeg hij me. Wat is me dat nu voor een vraag. Ik bedoel, zie je je daar al liggen en vragen, kan je me bijstaan.


EXT. LANDELIJKE STRAAT. ZONNIGE DAG.

Koen loopt verder langs de andere kant, hij gaat niet naar de man toe. Eerst verifieert hij even of niemand hem zag.


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

KOEN
Niemand zou het mij kwalijk nemen dat ik hem niet hielp. Dat was normaal.
Hij brabbelde nog wat, hoe heten ze weer, ... de Seltsjoeken, het waren de Seltsjoeken die hem overvallen hebben. Heb jij al gehoord van de Seltsjoeken? Wel, ik ook niet. Ik heb al veel namen van vreemde vogels gehoord maar de Seltsjoeken zeggen me niks.
Wat ik ook raar vond ... die man lag daar bij klaarlichte dag, mooi weer, open en zichtbaar. Die dingen gebeuren toch in een stad. In een donker steegje, ’s nachts maar niet overdag langs zo een landelijke straat. En dan die Seltsjoek, stel je voor.
(staart even voor zich uit)
Maar ik was van mijn melk, hé. Ik wist niet meer waar ik het had. Ik moet echt wel oververmoeid geweest zijn, het was echt nodig dat ik ging wandelen, want ik begon mij dingen in te beelden. Mensen langs de weg. Stel je voor, ik wandel en stel mij dingen voor die er niet zijn. Ik was er behoorlijk aan toe.
En ik vind het wel een beetje griezelig. Moet je weten, in de plaats van gewoon terug te keren naar huis na de wandeling, was ik zo verstrooid dat ik gewoon doorstapte, en dat ik in een dorp kwam dat ik nog nooit gezien had. Ik weet nog, er zaten daar twee oude meetjes op een stoel voor hun deur, en kijken dat ze deden, ik zag eruit als was ik van de hand Gods geslagen.
Ik besefte op dat moment ook dat ik de laatste tijd te weinig normale mensen gezien had. Ik had veel gewerkt, en ’s avonds uitgeput tv gekeken. Maar wat ik nodig had waren normale gesprekken met normale mensen die mij vertellen wat er gebeurt, waar het op staat.
(denkt even na)
Weet je, ik ben een empirist. De wetenschap kan maar vooruit gaan als we de dingen bestuderen die we zien. We analyseren dat en gieten dat in formules. Die gasten die dingen uitvinden die ze nog niet gezien hebben, ik geloof daar niet zo in. Maar wat dan als we dingen gaan zien die er niet zijn, zoals ik, die middag op de buiten? Wat gebeurt er dan? Dan ga je stellingen uitvinden die nonsens zijn. En dan gaat een andere wetenschapper daarop door, en vertelt hij nog grotere leugens. Dan is de hele wetenschap niets meer dan een grote leugen. We komen er dan niet meer uit.
’t Houdt mij wakker, dat allemaal.


EXT. STRAAT WAAR DIRK LIGT. ZONNIGE DAG.

Kirsten ziet de man in de vooruit, ze remt af. Als ze passeert ziet ze de man en ze parkeert zich 10 meter verder. Ze komt naar de man toegelopen en buigt zich.

DIRK
(uitgeput)
Kan je me bijstaan? ...


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

KIRSTEN
Hoe heten ze weer? Ik weet het niet meer. Nee, wacht! Eu... Seltsjoeken. Jaja. Seltsjoeken! Ik weet niet. Hij lag daar zo. Ik zag dat ik hem moest helpen. Die kon niet verder.


EXT. STRAAT WAAR DIRK LIGT. ZONNIGE DAG.

Kirsten doet haar jasje uit en maakt zich gedreven klaar voor de hulp. Plots stokken haar bewegingen.


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

KIRSTEN
Ik wist eigenlijk niet hoe ik het zou aanpakken. Want, eigenlijk ben ik een zakenvrouw. Ik heb nooit iets anders gedaan. Ik ben geen verpleegster, of ik rijd niet met een ambulance. Ik wist het even niet.
Ik was beschaamd, ik werd rood. Oh, ik dacht terug aan toen ik een meisje was van vijf. Ik maakte graag puzzels. Altijd was ik met mijn puzzels bezig. Puzzels van de smurfen, en van kabouters. Op een keer kocht mijn vader mij een puzzel met 1000 stukken. Een landschap, meer dan de helft van de stukken waren wit of blauw, wit van de sneeuw op de bergen en blauw van de lucht. Ik heb uren geprobeerd, de ganse woensdagnamiddag, maar ik kon het niet. Het waren te veel stukken, ik zag er niet over. Ik ben bij mijn moeder gaan huilen. En de volgende dagen ontweek ik mijn vader, ik dacht dat hij zou vragen of ik de puzzel al gemaakt had en ik was beschaamd. Ik durfde hem niet zeggen dat ik het niet kon.


EXT. STRAAT WAAR DIRK LIGT. ZONNIGE DAG.

Twee piep-geluiden. Kirsten haalt haar gsm-organizer uit.

KIRSTEN
Glad vergeten!

DIRK
Wat gebeurt er?

Kirsten gaat bellen.

KIRSTEN
Die vergadering over een kwartier, wel, ik verkeer in de onmogelijkheid ... de enige namiddag dat hij in ons land is ... vanavond terug op het vliegtuig ... u kunt op mij rekenen.

KIRSTEN
(terug bij de gewonde)
Hoe gaat het?

DIRK
Niet goed.

KIRSTEN
Wat is er gebeurd?

DIRK
Twee Seltsjoeken sloegen mij neer, namen mijn koffer mee, scheurden mijn kleren van mijn lijf en gaven me enkele stompen. Daarna verdwenen ze.

KIRSTEN
Enkele Seltsjoeken zeg je? Nooit van gehoord.
Kijk, ik kan je nu niet helpen, hoe verschrikkelijk mij dat ook spijt. Ik word verwacht. Maar maak je geen zorgen. Weldra staat hier een volgende passant en die zal je alle vereiste zorgen toedienen.


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

KIRSTEN
En toen ging mijn organizer. Eeee Eeee. Twee keer. Het was alsof iemand mij riep. Je moet hier niet zijn riep de stem mij. Kom terug. Keer terug naar je werk. Weet je, eerst dacht ik, nee, ik moet hier blijven. Ik moet die man naar het hospitaal voeren. Maar ik kon het niet doen. Mijn organizer piept vijf minuten voor een afspraak. En ik moest nog ver rijden.
Trouwens, ik wist, die straat hier, hier passeren meer auto’s.
Moest ik die namiddag niets op het programma staan hebben, ik had hem zeker geholpen. Ik heb nog mensen die ik niet ken naar het hospitaal gevoerd. Eens ging ik Nico afhalen, van de voetbaltraining. Hij liep naast zijn vriendje Raf de kleedkamer uit. Raf mankte. Ik zag dat hij zo niet naar huis kon. En niemand kwam hem halen. Ik heb hem naar huis gevoerd, naar zijn ouders. Zij zijn er dan mee naar het hospitaal geweest. Raf had een spierscheur. Het heeft twee maanden geduurd voor hij weer kon voetballen met Nico.


EXT. STRAAT WAAR DIRK LIGT. ZONNIGE DAG.

Luuk, een veertiger in een net pak, komt aangewandelt en knielt bij de overvallene.

LUUK
Wat mankeert je?

DIRK
Ik heb overal pijn, mijnheer.

LUUK
Dat kan ik zien. En je mag me Luuk noemen. Ze hebben je lelijk te pakken gehad. Wie waren het?

DIRK
Seltsjoeken.

LUUK
Zomaar ineens? Op deze weg?

DIRK
Ja, of eigenlijk, neen, ...

LUUK
Ach, laat maar. Rust maar. Het doet er niet toe. Feit is dat ze je te grazen namen en dat kan niet. Aan dergelijke praktijken moet paal en perk gesteld worden. We moeten voorzorgsmaatregelen nemen.

DIRK
Ja. Het mag niet kunnen dat je op straat ineens aangerand wordt door vier Seltsjoeken.

Luuk reinigt Dirks wonden met een nette zakdoek. Daarna haalt hij een tube uit zijn tas.

DIRK
Wat is dat, Luuk?

LUUK
Zalf, om je wonden te verzorgen.

DIRK
Wat soort zalf?

LUUK
Heb geen argwaan, mijn vriend. Het is een zalf van eigen bereiding. Helpt tegen alles.
...
Je kan hier niet blijven liggen.

DIRK
Weet ik, maar ik geraak hier alleen niet weg.

LUUK
Ik help je.

De grote man neemt de overvallene op zijn schouders.

LUUK
Waar woon je?

DIRK
Hier ver vandaan. Ik was op doorreis.

LUUK
Ik breng je naar een plaats waar je in de watten gelegd zult worden en waar je kunt herstellen.

DIRK
Dat zou reuze zijn. Veel dank, Luuk.

Luuk neemt Dirk op de schouders en draagt hem langs de weg. De gewonde merkt de vaste stap van zijn nieuwe vriend en dommelde in, totaal uitgeput.


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

LUUK
Het is mijn rotsvaste overtuiging dat naastenliefde is wat onze samenleving mist. We zijn te apathisch geworden, het kan ons niet verdommen. Waar die apathie vandaan komt, ik weet het niet. Ik zie alleen dat we allemaal rijk en eenzaam zijn.


INT. BALIE HOTEL. DAG.

Luuk stapt met Dirk naar de balie van het hotel.

LUUK
Hier heb je een gewonde. Iemand moet hem naar zijn kamer brengen. Hem moet een maaltijd geserveerd worden. En daarna moet hij rustig slapen. Bezorg hem ook nieuwe kleren. Hier heb je mijn gouden kaart en die zal in de kosten voorzien.

Ogenblikkelijk helpt een medewerker van het hotel de ongelukkige naar de lift.

BALIEBEDIENDE
Wat is de naam van uw vriend?

LUUK
Hij is mijn naaste, mijnheer. Hij gaf zich in mijn armen over, en sindsdien sta ik tot zijn dienst.


INT. HOTELKAMER. NACHT.

Badend in het zweet wordt Dirk wakker, vroeg in de ochtend. Zijn wonden pieken en jeuken. Hij gaat op zoek naar de schakelaar om die enorme slaapkamer te verlichten, terwijl hij geen blijf weet met de pijn aan zijn wonden. Dat lukt niet, maar in de badkamer heeft hij meer succes. Zijn blijdschap is van erg korte duur. Hij slaakt een kreet wanneer hij in de zijn rechterwang ziet. De snee daar etterde hevig en was gaan zwellen. Hij opent zijn pyjama en ziet dat het al zijn wonden zo vergaan is. Daarbovenop merkt hij dat die ontstoken wonden een erg onaangename geur afscheiden. De gewonde slaat met zijn vuisten in de lucht en stampt enkele keren op de glimmende tegels. Snel trekt hij de nieuwe kleren aan die op de stoel naast zijn bed liggen en begeeft zich naar de balie van het hotel.


INT. HOTELBALIE. DAG.

Dirk passeert gehaast en geeft snel de sleutels van zijn kamer af.

DIRK
Hier hebt u de sleutels terug. De rekening is betaald. Ik moet er snel vandoor.

Dirk stapt richting uitgang.

BALIEBEDIENDE
Hee, niet zo vlug! Hier blijven!

Dirk draait zich om en staat oog in oog met de baliebediende die daarnet nog op zijn computer aan het tokkelen was. Wanneer die de enorme wond op Dirks wang ziet, valt zijn mond verschrikt open van verbazing.

BALIEBEDIENDE
Komt u even mee naar de kamer hierachter. Zo mogen de andere klanten u niet zien.


INT. KAMER ACHTER BALIE. DAG.

BALIEBEDIENDE
Kijk, het zit zo. De kredietkaart van uw vriend is vals. Wij kunnen u niet laten gaan vooraleer de rekening vereffend is.

De baliebediende overhandigt de factuur. Dirk trekt grote ogen.

DIRK
Wat! Zoveel voor één nacht?!

BALIEBEDIENDE
Naast de overnachting was er ook de maaltijd in de kamer. En de kleren, ja, vooral de kleren, ziet u.

DIRK
Maar ik heb niks op zak.

BALIEBEDIENDE
U betaalt onmiddellijk of we zijn genoodzaakt er de politie bij te halen.


ZWART.
1 week later


INT. INTERVIEWERSSTOEL. DAG.

Koen kijkt verschrikt op. De camera draait en daar staat Dirk met een revolver. Hij knalt Koen door het hoofd. Via de deur gaat hij naar de aangrenzende interviewkamer, waar Kirsten al tegen de muur gelopen is.

KIRSTEN
Niet schieten! Niet doen!

Dirk kent geen mededogen en jaagt ook door haar hoofd een kogel.

EINDE

0 Reacties:

:
:
:

BloggerHacks

<< Home